HogeJacht.nl

Welkom op de website van Will Dokter

Honden hebben wel 40 keer zoveel cellen in de hersenen geresveerd voor geur dan de mens. Natuurlijk dat de mens daarvoor honden inzet voor het speuren naar explosieven, drugs, gaslekken, zoeken naar truffels of het zoeken van aangereden of aangeschoten wild.
Een deel van de grotere gevoeligheid van de hondenneus is toe te schrijven aan de grotere omvang van het zintuigveld in de neusholte, dat gevoelig is voor de geurprikkels (area olfactoria). Bij de mens meet dit veld ongeveer 3 vierkante centimeter, bij de hond ongeveer 130 vierkante centimeter.
=Maar vergis u niet: doordat de hond veel meer en veel beter geuren waarneemt is dit voor de hond wel intensief. Gevolg: zodra de teckel na een nazoek in de auto wordt gedaan val de hond direct in slaap en zodra u een volgende keer weer op het bewuste bospad opdraait…….. Ja, de teckels hebben echt plezier in het nazoeken!

Zweetwerk oefenen

Er zijn heel veel manieren om een teckel het nazoeken te leren. De hieronder uitgelegde methode is niet de enige manier om een teckel; te leren nazoeken. Iedereen heeft hiervoor zijn eigen methode. Het is slechts een handreiking

Een van de belangrijkste zaken bij het nazoeken is het lezen van de lichaamstaal van de teckel. Daarnaast is het zeker niet onbelangrijk om ook het spoor te kunnen lezen. Het nazoeken is een samenspel tussen voorjager en teckel. Tenslotte is een teckel geen machine en heeft soms in moeilijke gedeelten enige ondersteuning nodig van de voorjager.

Hoe ziet een spoor eruit?
Een spoor kan worden uitgezet op verschillende manieren en zijn variabel in lengte en grilligheid. Er zijn wel vaste dingen die je tegenkomt op een spoor. Zo is er altijd een aanschotplaats, enkele wondbedden en zijn er verwijspunten. Aan het eind van het spoor ligt altijd het stuk(wild).

Uitleg van deze termen:
Aanschotplaats
De plaats waar het wild wordt aangereden of wordt aangeschoten heet een aanschotplaats. Op een aanschotplaats is niet alleen bloed en snijhaar te vinden is, maar er zijn vele andere aanwijzingen, die je informatie verschaffen over de mate waarin of de wijze waarop het dier is verwond. Zo kan een uitschot van een stuk wild vele vierkante meters groot zijn en kan de teckel bij de aanzet ruim om de aangewezen plaats lopen met zijn neus aan de grond. Wat kunnen wij er zelf vinden? Natuurlijk zweet (bloed), maar je kan er ook snijhaar, longweefsel, pensweefsel, bot- en ribsplinters vinden. Het is dus zaak dat niet allen de teckel zijn neus gebruikt, maar ook dat de voorjager zijn ogen gebruikt.

Verwijspunten.
Een verwijspunt kan van alles zijn. Een afgebroken takje, een verloren lopertje (pootje), natuurlijk ook zweet, printen van de hoeven in de bodem (bodemverwonding) . De teckel heeft voor de nazoek natuurlijk niets aan een afgebroken takje, maar de voorjager heeft hierdoor wel een aanwijzing dat hij goed op het spoor zit. 
Standplaatsbreuk-300x220    Spoorbreuk-300x220
Standbreuk→ Spoorbreuk

Leidbreuk-300x220      Vluchtbreuk-300x220
Leidbreuk→Hoofdbreuk
Wacht-opgave-breuk-300x220     Wachtbreuk-300x220
Wachtbreuken

Wondbedden
  

Een wondbed is een plaats waar een wild dier heeft gelegen om te rusten. In dit wondbed is ook weer veel te zien. Meestal vind je hier zweet en lichaamsdelen die aangeschoten zijn van het wild. Het zal minder intensief zijn als een aanschotplaats , maar wel vergelijkbaar. Je kan aan een wondbed vaak zien waar een dier naartoe is gevlucht. Door het afzetten is er meer grond/bladeren etc. verplaatst naar de achterkant van het wondbed en is daar een kleine verhoging te zien. Dit is dus de tegenovergestelde zijde van de vluchtrichting.2013 10 05 - DTK - VP -  42

Het zweetspoor
Het spoor zelf kan elke vorm aannemen. Het hangt ervan af hoe de biotoop is en hoe het dier kan wegvluchten. Natuurlijk zal een dier in paniek niet een dichte dekking ingaan als hij daar het risico loopt om vast komen te zitten. Hij zal een richting kiezen die voor hem makkelijker is en veiligheid kan bieden. Hij zal dus bijna nooit in een dichte bramenstruik duiken of een dichte dekking duiken.

Meestal zijn het logische richtingen en kan de jager dit tot op bepaalde hoogte wel inschatten. Natuurlijk geeft de teckel de doorslag, hij ruikt het spoor (de hoefafdrukken en het zweet) en weet, als hij goed is getraind, de weg naar het stuk. Het is zelfs mogelijk dat een zweethond een spoor kan uitlopen van een gewond dier als er geen zweet ligt, alleen dus op de uitscheiding van de klieren aan de achterlopers van het wild.



Hoe ga ik nu starten met het oefenen op het zweetwerk?
De uitrusting voor de hond en de voorjager
Het is natuurlijk belangrijk dat men goede kleding heeft, passend bij het weerstype. Goed schoeisel waarmee stabiel door het revier (jachtgrond) kan worden gelopen. Een zweetlijn van minmaal 6 tot maximaal 10 meter. Niet te zwaar en het liefst uit een stuk, zodat hij niet achter takken blijft steken. Leren lijnen hebben het voordeel dat er geen doornen in blijven hangen en dat zij nergens achter blijven hangen, maar hebben als nadeel dat zij vrij duur zijn. Water voor de teckel en de voorjager is prettig als het spoor te zwaar wordt en een van beide verkoeling nodig heeft.
Nu we alle spullen voor de teckel en voorjager op orde hebben , kunnen we een spoor gaan uitleggen en later gaan nazoeken met de teckel.

Het maken van een spoor
Voor het maken van een spoor heb je een aantal zaken nodig. Zweet, lintjes om het spoor te markeren, snijhaar , sprenkelflesje of een stok met een klein sponsje om mee te deppen, andere schoenen (liefst rubberen) om het spoor te leggen.

Voor een zweetspoor wordt bloed(zweet) gebruikt van wild. Men gebruikt volgens het veldwedstrijdreglement 25 ml per 100 meter, maar voor een beginnende teckel is het natuurlijk beter om meer te gebruiken. Dit is makkelijker te vinden en geeft de hond meer zekerheid. Denk erom , het moet een spoor blijven en geen sloot van zweet. Om aan te geven hoeveel 25 ml per 100 meter is: ongeveer 1 druppel per halve meter. Natuurlijk kan dit nooit zo worden uitgelegd door een sporendeskundige en gelukkig maken reeën en herten sprongen van 5 a 6 meter, zodat er meer zweet kan worden gebruikt per keer dat er wordt gesprenkeld.

Hoe wordt het eerste spoor gelegd?

1.Het eerste spoor is een recht spoor van ongeveer 100-300 meter. Begin op een eenvoudige bodem, gras, bospaadje vlakke ondergrond. Sprenkel niet te zuinig en leg onderweg een paar stukjes wordt of kaas ter motivering van de teckel. Loop het spoor als het minimaal 4 uur oud is. Als de zweethond dit goed beheerst, kan er worden overgegaan op een andere bodembedekking. Meer struikjes, meer bladeren, door greppeltjes etc. en de lengte kan worden gevarieerd tot ongeveer 1,2 km. Na enkele maanden oefenen is het mogelijk dat de teckel dit goed beheerst en kan er worden overgegaan naar een moeilijker spoor.

2.Het tweede spoor bestaat niet uit een recht spoor, maar een spoor met een flauwe bocht erin. Verder kan het worden uitgelegd als een recht spoor Ook hier geldt dat de teckel dit na enkele keren kan beheersen en kan er worden overgegaan op een spoor met een haak erin.

3.Het derde spoor is een spoor met een haak erin (een bocht van 90 graden). Doordat de teckel al heeft geleerd dat het spoor niet recht hoeft te lopen , zal hij bij deze haak ook direct de verandering van richting aannemen.


In het veldreglement staat dat er op elke haak een wondbed moet liggen, dus dat houdt in dat u bij het uitzetten ook duidelijk de vluchtrichting van het wild moet aangeven. Dit is dus de hoge kant van het wondbed tegenover de vluchtrichting.

Als de teckel al deze sporen kan lopen en er zijn onderweg geen beloningen meer nodig, dan kan er worden overgegaan op een combinatie van deze sporen. Ook wordt de ligtijd van de sporen nu opgevoerd van 4 naar maximaal 20 uur (1 overnachting). Beheerst de teckel dit goed kan men gaan oefenen voor een ouder spoor , maximaal 40 uur (2 overnachtingen)

In de sporen die worden gelopen door de teckels komen niet meer dan drie wondbedden voor en de sporen zijn niet langer van 1500 meter. Tot nu toe moesten er in een spoor van 1500 meter 6 verwijsstukken liggen, maar die gaan in de toekomst verdwijnen ( na de verandering van het veldwedstrijdreglement). Voor meer uitleg kan worden gekeken bij de uitleg van de proeven, zweet B en E.

Hoe gaan we de hond nu aanzetten op het spoor?
We starten bij de aanschotplaats en we laten de hond op enige afstand van de aanschotplaats wachten. Dit wachten mag los of aangelijnd aan een boom. Als we de aanschotplaats goed hebben geïnspecteerd en we hebben voldoende de aandacht van de teckel getrokken hiermee, pakken we de teckel op en zetten de teckel met zijn neus in de richting van het spoor. Geef nu het commando voor het zoeken. (Het makt niet uit wat u voor commando gebruikt, als het maar een uniek woord is en alleen voor deze activiteit gebruikt wordt. Meestal gebruikt men de termen; "Zoek verwond" of "Zoek de bok" of gewoon "zoek". Hou de teckel enige tijd in de omgeving van het wondbed en laat hem pas gaan als hij duidelijk in de richting van het uitgezette spoor loopt. Als de teckel in de juiste richting loopt, moet u de teckel daarvoor belonen met een luid "braaf". Als u ziet dat de teckel in een andere richting loopt dan hij zou moeten lopen, dan blijft u staan en blokt de lijn.” NOOIT TREKKEN AAN DE ZWEETLIJN”. U kunt als extra aanmoediging nogmaals het commando "zoek", etc geven. Als de teckel goed op het spoor loopt volgt u hem en zegt u niets. Als de teckel u steeds vragend aankijkt, kijkt u een andere richting op, maar in geen geval in de richting van de hond. Als de teckel niet meer kijkt geeft u nogmaals het commando "zoek". Het mooiste zweetwerk doet men in alle stilte. Na meerdere keren geoefend te hebben, steeds minder commando’s geven, of zachtjes spreken tegen de teckel.

Als u bij een wondbed aankomt, kunt u even halthouden om het wondbed te inspecteren en goed te kijken welke richting u op moet.

Als u het spoor verder goed uitloopt en u heeft alle wondbedden gezien, komt u uit bij het stuk (wild). Tijdens het oefenen is er bij het stuk altijd een beloning voor de hond aanwezig. Vergeet ook zelf niet enorm enthousiast te zijn als de teckel de voorjager bij het stuk heeft gebracht.

Mocht de teckel een keer een mindere dag hebben en hij wil het spoor niet lopen, sla dan een groot deel van het spoor over en zet hem weer in bij het laatste deel van het spoor. Zorg dat de teckel het stuk vindt en beloon hem dan evengoed uitbundig.
Note: Meld altijd aan de keurmeester als u zweet ziet of andere verwijspunten. Vermeld altijd elk wondbed waar u langs loopt of halthoud. (U kunt dan altijd aan de keurmeester vragen of hij u wilt terugzetten op het laatst gemelde punt.)

Mocht u meer dan 75 meter van het spoor afzitten, dan wordt u door de keurmeester teruggeroepen en weer op het spoor gezet.

Dit kan maar twee keer, de derde keer bent u uit de wedstrijd.

Als de teckel voldoende is getraind, kan hij worden ingeschreven voor een jachtproef c.q. veldwedstrijd.